Biografie Andries Dirk Copier, (zie het parenteel van Jan Dirkse Copier onder X.29) |
|
|
Biografie
van Andries Dirk Copier, vormgever (Leerdam 11-01-1901 - Wassenaar
19-12-1991).
Zoon van Gijsbert Copier, afdelingshoofd
glasfabriek, en Antje van Hoogdalem.
Gehuwd op 27-05-1927 met
Theodora Catharina Matthijsen (1899-1976).
Uit dit huwelijk
werden 4 zoons en 1 dochter geboren.
Andries
Copier groeide op als oudste van tien kinderen in Leerdam, het stadje
aan de Linge waar sinds 1765 glas werd geblazen. In 1914, direct na
zijn lagere schooltijd, trad hij in dienst bij de NV Glasfabriek
'Leerdam', voorheen Jeekel, Mijnssen & Co., als assistent van
zijn vader, die daar werkzaam was als hoofd van de etsafdeling. De
jonge Copier kon goed tekenen en volgde van 1915 tot 1918 een cursus
schilderen bij de vereniging 'De Middenstand' te Leerdam. Zijn
artistieke talent werd opgemerkt door P.M. Cochius, van 1912 tot 1933
directeur van de fabriek. Hij stelde Copier in de gelegenheid zich op
kosten van de fabriek verder artistiek te bekwamen, waardoor hij in
het bedrijf breder inzetbaar zou zijn. Copier volgde van 1918 tot
1919 lessen aan de Vakschool voor de Typografie in Utrecht en van
1920 tot 1925 studeerde hij - buiten werktijd - aan de Academie van
Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam,
voornamelijk onder de vormgever Jac. Jongert, die destijds de
grafische vormgeving van de Glasfabriek 'Leerdam' verzorgde. Tijdens
zijn studie ontwierp Copier onder meer reclamemateriaal voor de
fabriek.
De eerste decennia
van Copiers artistieke carrière waren nauw verweven met de
artistieke aspiraties van Cochius. Deze had in 1915 het initiatief
genomen om, naast het bestaande assortiment van verpakkings- en
gebruiksglas, een collectie kunstnijverheidsglas op de markt te
brengen die niet alleen betaalbaar, maar ook goed vormgegeven was.
Hiervoor werden op freelance basis een dertigtal gerenommeerde
kunstenaars aangetrokken - zoals K.P.C. de Bazel, H.P. Berlage, C.J.
Lanooy en J.J.C. Lebeau - van wie velen omstreeks de eeuwwisseling
het voortouw hadden genomen bij de vernieuwing van de Nederlandse
interieurkunst. Copier werd begin jaren twintig aangesteld om het
ontwerpproces en de productie van deze kunstnijverheidscollectie te
begeleiden. In 1921 begon hij zelf te ontwerpen voor de
kunstnijverheidscollectie. Copier zou decennialang als enige
ontwerper in vaste dienst aan de fabriek verbonden zijn.
Cochius
omschreef Copier later als een vormgever die kans heeft gezien 'met
onuitputtelijke energie ieder jaar en dikwijls twee maal per jaar een
aantal nieuwe artikelen te ontwerpen, die steeds weer blijk gaven van
grote gevoeligheid, originaliteit, maar waarvan het geheim, dat de
gebruiker zich in zijn werk blijft interesseren, mijns inziens,
hierin moet worden gezocht, dat hij bijna steeds kans zag, strenge
vormgeving te paren aan aantrekkelijkheid en doelmatigheid'. Tot de
hoogtepunten van zijn vroege werk worden de serviezen 'Smeerwortel'
(1923), 'Romanda' (1924) en 'Peer' (1927) gerekend. Het servies
'Smeerwortel' werd in 1925 op de Exposition internationale des Arts
décoratifs et industriels modernes in Parijs bekroond met een
zilveren medaille. In de late jaren twintig ontwierp Copier ook
glas-in-lood, dat onder de naam 'Vitrica' op de markt werd
gebracht.
Naast een groot oeuvre op het gebied van
serieproductie heeft Copier ook een grote activiteit ontwikkeld als
ontwerper van unieke kunstvoorwerpen in glas. Wat in eerste instantie
in 1923 begon als een gezamenlijk experiment met de meesterglasblazer
Gerrit Vroegh om de mogelijkheden van het materiaal te onderzoeken,
groeide uit tot een wereldberoemd product: de 'Leerdam-Unica'. In
1925 werd de naam 'Leerdam-Unica' geïntroduceerd als nieuw
geregistreerd onderdeel van de kunstnijverheidscollectie. Het zijn
vazen, schalen en decoratieve objecten met een eenmalig karakter - de
vroege ontwerpen worden gekarakteriseerd door het gebruik van
craquelé decors - die in nauwe samenwerking met
meesterglasblazers ontstonden. In de late jaren twintig ontstond een
aantal gelobde schalen, waarbij de vormgeving voortkwam uit
voorbeelden van zeedieren.
In de geest van het opkomende
modernisme en het Nieuwe Bouwen werden Copiers ontwerpen voor
gebruiksglas veel eenvoudiger. Zelf heeft hij zijn bezoek aan de
internationale architectuurtentoonstelling 'Die Wohnung' in 1927 op
de Weissenhofsiedlung te Stuttgart als begin van deze kentering
aangegeven. De strakke, eenvoudige modelwoningen - van onder meer Le
Corbusier, J.J.P. Oud en M. Stam - die hij daar zag, inspireerden
Copier tot zijn bekendste ontwerpen, zoals de geperste glazen
bloempotten in zogeheten 'Graniver' (1928-1929) en de bol- en
cilindervazen (1928-1930). Hetzelfde geldt voor het veelverkochte
servies 'Gilde' (1930), door hem ontworpen in opdracht van de
Vereeniging van Nederlandsche Wijnhandelaars en in 1958, als een van
de eerste serviezen, volautomatisch geproduceerd. Het grote succes
van dit servies ontlokte bij Copier eens de uitspraak dat er in
Nederland geen huishouden bestond waar geen werk van hem aanwezig
was.
In de jaren dertig zou Copier - sinds 1927 artistiek
directeur -, mede als gevolg van de slechte economische situatie, als
enige ontwerper van glaswerk voor de fabriek werkzaam zijn. Pas
omstreeks 1940 zou de fabriek weer externe ontwerpers aantrekken. Als
ontwerper concentreerde hij zich op een vereenvoudiging van het
kunstnijverheidsglas en op twee nieuwe, eenvoudiger collecties: de
'Sonoor'-collectie en de 'Huishoud'-collectie. Karakteristiek voor
zijn werk uit deze periode is het gebruik van zachte transparante
kleuren, zoals grijsviolet, zilvergroen en saffier, en het verwerken
van zowel dik- als dunwandigheid in hetzelfde werkstuk. In 1937 nam
Copier deel aan de Wereldtentoonstelling in Parijs.
In 1940
richtte Copier de Glasschool Leerdam op, een intern
opleidingsinstituut voor decoratie en ontwerp van glas. Het droeg bij
aan een eigentijdse vormgeving van het Leerdamse glas. Na een lange
tijd van sobere vormgeving kwamen gegraveerde, gezandstraalde en
geslepen versieringen veelvuldig voor, waardoor het glas aansloot bij
toentertijd heersende modes. In deze tijd zou Copier ook glasramen
ontwerpen met gezandstraalde voorstellingen en vlakverdelingen. De
'Leerdam-Unica' uit die tijd waren dikwandige vazen en schalen waarin
door middel van metalen stempels afbeeldingen waren ingedrukt van
zeedieren, planten en vogels.
Eind 1938 verhuisde Copier met
zijn gezin van Leerdam naar Amersfoort, waar hij tot 1951 zou wonen.
Copier was in 1950/1951 directeur van het Instituut voor
Kunstnijverheidsonderwijs te Amsterdam. In 1951 verhuisde Copier met
zijn gezin naar Den Dolder, naar een door de architect Gerrit
Rietveld - voor wie hij altijd grote bewondering heeft gehad - voor
hem ontworpen huis.
In de jaren vijftig en zestig heeft Copier
maar weinig ontwerpen voor glas gemaakt, daar hij zich in toenemende
mate met meer organisatorische zaken, zoals de promotie van het
Leerdamglas, was gaan bezighouden. In 1958 verzorgde hij op de
Wereldtentoonstelling te Brussel de inrichting van een Leerdam
Paviljoen. Deze werd met een Grand Prix bekroond. Vanaf het eind van
de jaren zestig volgden de tentoonstellingen van zijn werk in binnen-
en buitenland elkaar in snel tempo op. Zijn 'Leerdam-Unica' uit de
jaren vijftig hadden een experimenteel karakter, waardoor ze als
voorlopers van het studioglas worden beschouwd.
In 1971
beëindigde Copier zijn Leerdamse loopbaan om zijn vrouw te
verzorgen. Zij verruilden eind 1975 het Rietveldhuis in Den Dolder
voor een appartement in Wassenaar. Na haar overlijden in het
daaropvolgende jaar begon Copier in 1979 aan een nieuwe artistieke
fase in zijn leven. Met behulp van eeuwenoude technieken, zoals
filigraan en overvangen, wist hij experimentele stukken 'vrij' glas
te creëren, die door harmonie en kleurgebruik altijd te
herleiden waren tot zijn persoonlijke handschrift. Hierbij maakte hij
gebruik van de vaardigheid van vele meesterglasblazers uit de hele
wereld, die hij in allerlei studio's opzocht. Met regelmaat werkte
hij met Bernard Heesen in de studio 'De Oude Horn' van Willem Heesen
sr. in Acquoy, met Lino Tagliapietra in het Italiaanse Murano en met
Petr Novotny en Jan Friedrich in het Tsjechoslowaakse Novy Bor.
Tot
kort voor zijn overlijden heeft Copier met niet aflatende energie aan
een fascinerend oeuvre in glas gewerkt. Hij genoot van de groeiende
publieke belangstelling en gaf tot op het laatst van zijn leven
interviews, waarin hij steevast zijn fascinatie voor glas verwoordde.
In de jaren tachtig kreeg Copier verschillende onderscheidingen,
waaronder het erelidmaatschap van de American Glass Art Society in
1985 en de David Röell Prijs in 1987.
Karakteristiek voor
Copiers artistieke oeuvre is het feit dat hij zich altijd heeft
opengesteld voor nieuwe ontwikkelingen op allerlei gebieden binnen de
beeldende kunst en de architectuur. Het is zijn grote verdienste dat
hij deze invloeden wist te vertalen in persoonlijke, eigentijdse
ontwerpen. Hierdoor getuigen de producten van de Glasfabriek
'Leerdam' en zijn latere 'vrije' glas van een internationale
actualiteit.
Bronnen:
Persoonlijk
archief-A.D. Copier in familiebezit.
Persdocumentatie betreffende
Copier bij het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie te
's-Gravenhage.
'Inleiding', in Glasschool Leerdam (Amsterdam
1947); 'Sind ästhetische Gesichtspunkte bei der Entwicklung von
Glaswaren zu betrachten?', in Glastechnische Berichte (Sonderband V,
Internationaler Glascongress) 8 (1958) 67-70; 'Leerling en meester',
in Scheppend Ambacht. Tweemaandelijks Tijdschrift voor Toegepaste
Kunst 15 (1964) 85-87; 'Interplay of technology and design in glass',
in Proceedings Eighth International Congress on Glass (1968) 29- 38;
'Gedachten van een glasontwerper', in Leerdam Unica. 50 jaar modern
Nederlands glas (Düsseldorf [etc.] 1977) lviii-lx; samen met
Bernardine de Neeve, 'Glas', in De nieuwe vrijheid van de
ambachtskunsten (Venlo [etc.] 1981) 11-15; 'Two tracks in glass', in
Glass Art Society Journal (1984/1985) 58-61; Trilogie in glas
(Rotterdam 1991).
A.D. Copier, glas [Tentoonstellingscatalogus
Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam] (Rotterdam 1963); A.D. Copier
80 [Tentoonstellingscatalogus Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam]
(Rotterdam 1981); M. Heiremans, Andries Dirk Copier, Leerdams glas,
1923-1971, Unica, Serica, gebruiksglas (Gent 1986); Reino Liefkes,
Copier, glasontwerper/glaskunstenaar (Amsterdam 1989); A. van der
Kley-Blekxtoon, Leerdam glas, 1878-1930 (2de herz. dr.; Lochem 1990);
Thimo te Duits, Geperst glas uit Leerdam (Assen [etc.] 1991); T.M.
Eliëns en M. Singelenberg-van der Meer, Lexicon moderne
Nederlandse glaskunst, 1900-1992 (Lochem 1993) 32-33. In 1987 stelde
Remy Ramakers het videoportret Glas na glas na glas over het leven
van A.D. Copier samen.
Reino Liefkes, Copier,
glasontwerper/glaskunstenaar (Amsterdam 1989) 57 [Copier omstreeks
1932].
|
|
|
|
|
|