Willem V 1748-1806
|
Willem
V van Oranje-Nassau
Willem V,
zichzelf noemend Willem Batavus
('s-Gravenhage, 8 maart 1748 – Brunswijk, 9
april 1806), prins van Oranje, vorst van Oranje-Nassau, was de
laatste erfstadhouder van de Republiek der Verenigde Nederlanden
(1751-1795). Van Willem V wordt gezegd dat hij een zeer goed
geheugen had, filosofisch van aard en goed van karakter was,
echter ook besluiteloos, legalistisch en detaillistisch. Hij was
niet bereid het oligarchische regeringssysteem te hervormen en
kwam daardoor steeds meer onder vuur te liggen.
Hij raakte
tijdens de patriottentijd diep in de problemen door zijn
halsstarrigheid. Hij raakte diverse functies kwijt en trok zich
terug naar Nijmegen. In september 1787 kwam hij terug naar Den
Haag, dankzij de steun van een Pruisisch leger. In februari 1793
verklaarde het revolutionaire bewind in Parijs hem de oorlog. In
januari 1795 ging hij in ballingschap in Londen, waarna de
Bataafse Republiek werd uitgeroepen. Willem beval de koloniale
bestuurders in Oost-Indië zich over te geven aan de Britten,
waarna militaire bezetting volgde. In 1801 deed hij afstand van al
zijn rechten als erfstadhouder. Zijn vroegere medestanders liet
hij weten dat zij weer bestuursfuncties mochten bekleden.
|
Stadhouder
Willem V, omstreeks 1790
|
Stadhouder
Op 8 maart 1766, meerderjarig
verklaard, trad hij aan als stadhouder. De acht jaar oude Mozart
was uitgenodigd en componeerde een quodlibet Gallimathias musicum
(KV 32) dat op 11 maart werd uitgevoerd. Op 4 oktober 1767 huwde
de prins in Berlijn met Wilhelmina van Pruisen, een nicht van
Frederik de Grote, die in 1768 de stadhouderlijke familie bezocht
op Het Loo. Willem V begon met voorstellen tot verkleining van
de vroedschappen in de Friese steden Stavoren (1768), Workum
(1772) en Bolsward (1773). De stadhouder beschikte over goede
contacten ("premiers") in Friesland, onderdeel van het
stadhouderlijk stelsel. Ook in Gelderland en Overijssel hadden
kleine steden moeite om hun vroedschapszetels op te vullen en
waren aanpassingen noodzakelijk; Zwolle telde bijvoorbeeld 16
burgemeesters. De voorstellen tot hervorming, die willekeurig
kunnen worden genoemd, omdat hij niet overal over dezelfde
bevoegdheden en invloed beschikte, werden hem niet in dank
afgenomen. Het probleem van de opvulling van vroedschapszetels
speelde bovendien in steden met een aanzienlijke katholieke
bevolking, zoals Haarlem, Arnhem, Nijmegen, Oldenzaal,
's-Hertogenbosch, etc. Nog voor de patriottentijd in Bolsward,
toen een klein stadje met 2600 inwoners, maar met een aanzienlijke
katholieke bevolking (30%), ontstond in 1778 protest, waarop de
stadhouder besloot het voorstel te laten rusten. In 1774 werd
de Galerij Prins Willem V voor het publiek geopend. Josina van
Boetzelaer en haar leermeester Francesco Pasquale Ricci
componeerden diverse werken voor het hoforkest. Op het Haagse
Binnenhof werd tegenover het oorspronkelijke stadhouderlijk paleis
(waarvan de Mauritstoren en aanpalende vertrekken als deel van het
huidige gebouw van de Eerste Kamer der Staten-Generaal bewaard
zijn gebleven) in 1777 naar ontwerp van Friedrich Ludwig Gunckel
voor Willem V een nieuw, representatief onderdeel van zijn paleis
gebouwd.
|
De
patriottentijd
In september 1781
– de Republiek was sinds december 1780 in oorlog met de
Engelsen, vanwege de wens tot vrijhandel en vanwege wapensmokkel
naar de opstandige Verenigde Staten – kwam er steeds meer
kritiek op het functioneren van Willem V. Het pamflet “Aan
het Volk van Nederland”,
waarin een aantal zaken op een rijtje waren gezet die moesten
aantonen dat de malaise aan de stadhouder te wijten was, vond –
hoe gechargeerd ook – gretig aftrek. Willem V werd
beschuldigd van heulen met de vijand: zijn neef George III, de
koning van Engeland. Bovendien speelde de affaire met freule
Constantia van Lynden hem parten. De Vierde Engels-Nederlandse
Oorlog verliep door eerdere verwaarlozing van de vloot desastreus,
op de Slag bij de Doggersbank na, en al in 1783 is een Vrede van
Parijs (1783) gesloten. Toen in 1784 bekend werd dat Lodewijk
Ernst de stadhouder in het geheim adviseerde, zonder voor de
gevolgen verantwoordelijk te kunnen worden gesteld, is die zaak
door de patriotten in pamfletten uitgebuit. De gehate hertog werd
het land uitgezet. De in het slop geraakte economie werd bedreigd
toen keizer Jozef II, die ook heer van de Oostenrijkse Nederlanden
was, opening van de Schelde eiste. De Keteloorlog die daarop
volgde was aanleiding voor de patriotten tot het oprichten van nog
meer exercitiegenootschappen. Daardoor zou de invloed van Willem V
op de benoeming van buitenlandse officieren in het Staatse leger
afnemen.
De patriotten stelden bij monde van Pieter Paulus
inmiddels voor een raad in te stellen waarin ook zijn vrouw, die
hem al sinds 1776 inzake politieke kwesties terzijde stond,
zitting zou hebben. De besluiteloze prins liet niets van zich
horen en voerde een beleid dat uitging van handhaving van de oude,
gevestigde posities. In maart 1785 deed Willem Gerrit Dedel, raad
bij de Admiraliteit van Amsterdam, een voorstel het
recommendatierecht van de stadhouder af te schaffen. Bijna was er
een akkoord bereikt, maar niet lang daarna sloeg de stemming om en
volgens Willem Bilderdijk ontstond een breuk tussen de
aristocraten en de democraten. Quint Ondaatje en Von Liebeherr
reisden diverse malen naar Den Haag om in contact te komen met de
stadhouder. Begin september 1785, enkele dagen nadat het dragen
van oranje verboden was, verloor Willem V zijn militaire positie
in 's Gravenhage. De stadhouder raakte in een steeds zwaardere
crisis en dronk veel wijn. Het liefst had hij afstand gedaan en
zich teruggetrokken op een van zijn Duitse bezittingen. Hij
schreef: "Ik
wenschte dat ik dood waere, dat mijn vader nimmer stadhouder was
geworden. Ik voel ik ben daertoe niet bekwaem. 't Hooft loopt mij
om."
Twee weken later reisde Willem
V af naar Friesland, zijn vrouw en de stadhouderlijke spruiten
achterna, die al waren vertrokken om aanwezig te zijn bij het
tweehonderdjarig bestaan van de Universiteit van Franeker. Onder
de Friese regenten en aristocraten was de stemming omgeslagen,
velen kozen nu voor de stadhouder om het land van de ondergang te
redden: in oktober werd besloten de regeringsreglementen in
Friesland aan te scherpen, maar de stadsregering zou voortaan
bestaan uit magistraat én vroedschap. Via Groningen trok de
stadhouder naar het jachtverblijf Het Loo bij Apeldoorn
Escalatie
De
Amsterdamse burgemeester Joachim Rendorp legde op 1 februari 1786
de Staten van Holland een plan voor waarmee de terugkeer van de
prins naar Den Haag weer mogelijk zou worden, maar het plan leed
schipbreuk. De patriotten in de stad Utrecht gingen nu op 2
augustus 1786 over tot het zelf op democratische wijze benoemen
van nieuwe vroedschapsleden, dat wil zeggen dan maar zonder de
goedkeuring van de stadhouder. De prinsgezinde statenleden
verlegden daarop de vergaderingen naar Amersfoort. Daarmee waren
de Provinciale Staten van Utrecht opgedeeld. Op 27 augustus 1786
besloten de Staten van Holland met een krappe meerderheid (negen
tegen tien stemmen) de prins definitief het commando over het
Haags garnizoen te ontnemen. Begin september 1786 werd een poging
gedaan om de patriotten een halt toe te roepen, want er dreigde
een burgeroorlog te ontstaan. Hattem en Elburg, waar de 24-jarige
Herman Willem Daendels het excercitiegenootschap aanvoerde en zijn
benoeming in de vroedschap opeiste, werden enige dagen bezet door
stadhouderlijke troepen. Enkele weken later werd het aan de
exercitiegenootschappen en de vrijkorpsen in Gelderland en
Friesland verboden petities in te dienen en elkaar steun te
bieden. In november 1786 verhuisde de stadhouderlijke familie van
Apeldoorn naar Nijmegen, om in geval van lijfelijke bedreiging
over de grens naar Pruisische Kleef te kunnen vluchten. Op 12
april 1787 reisde Abraham Calkoen voor geheime onderhandelingen
naar Nijmegen. De pensionarissen van Dordrecht, Haarlem en
Amsterdam stonden erop dat de burgemeesters op een andere manier
gekozen zouden worden. De zaak laaide opnieuw op toen in Amsterdam
en Rotterdam eind april/begin mei een aantal prinsgezinde
vroedschapsleden en burgemeesters werden vervangen.
Prinses
Wilhelmina van Pruisen
|
Aanhouding bij
Goejanverwellesluis
Begin
mei 1787 is vanuit Amersfoort een poging gedaan Utrecht te
heroveren. Er vielen enkele slachtoffers. o.a. bij Soestdijk.
De prinses reisde enkele weken later "incognito" in
twee koetsen met zestien paarden naar 's-Gravenhage, maar werd
tegengehouden langs de Vlist door leden van een
exercitiegenootschap uit Gouda. Het gezelschap werd onder
geleide naar Goejanverwellesluis gevoerd, in afwachting van een
beslissing van de Staten van Holland. Prinses Wilhelmina moest
dus onverrichter zake terugkeren naar Nijmegen. Na beklag bij
haar broer, de pas aangetreden koning van Pruisen, kwam die
zijn zuster te hulp. Een Pruisisch leger van 20.000 man viel
bij Nijmegen binnen. De troepen van de Republiek onder de
Rijngraaf van Salm verlieten Utrecht bij de nadering van dit
leger, maar op 17 september reed de prins onder luide
toejuichingen Utrecht binnen. Op donderdag 20 september 1787
kwam hij aan in Den Haag en was de Oranjerestauratie een feit.
Misschien is Prinsjesdag naar deze gebeurtenis vernoemd.
Hersteld in de oude rechten nam Willem V, maar in het bijzonder
zijn vrouw Wilhelmina, nu represailles tegen de patriotten. De
patriotten, verbeurd verklaard van hun bezittingen en hun
zetels in de vroedschap, vluchtten daarop naar Noord-Frankrijk
waar zij zich schoolden in de idealen van de Franse Revolutie.
Bovendien konden ze aanschouwen hoe het niet moest.
|
De vlucht naar Engeland
In 1792 kreeg de Franse generaal
Dumouriez opdracht om de Nederlanden binnen te vallen. Begin
februari 1793 vielen Blerick en Stevensweert in handen van de
Franse troepen. Hij kreeg assistentie van Daendels met ca 2.800
manschappen en tachtig ruiters van het Bataafs Legioen. Op 17
februari vond de hoofdaanval plaats; via Breda zouden de troepen
opstoten naar Dordrecht. Klundert en Bergen op Zoom vielen rond 25
februari. Willemstad kreeg een beleg te verduren van twee weken.
Op 2 maart proclameerde de Conventie steun van het Franse volk aan
de Bataven, maar het beleg van Maastricht door Francisco de
Miranda werd op die dag opgebroken. Geertruidenberg viel op 4
maart. Breda koos op 5 maart een "Revolutionaire"
gemeenteraad. Op 8 maart kreeg Dumouriez opdracht zich terug te
trekken. Op 18 maart moest hij een nederlaag incasseren bij de
Slag bij Neerwinden en Aldenhoven. Op 4 november 1794 viel
Maastricht alsnog, na zware bombardementen door Kléber. Op
27 december staken Franse troepen onder Pichegru de Maas over, op
10 januari 1795 de Waal. Op 15 januari trokken Pruisische en
Britse troepen zich terug uit hun posities in de Betuwe en langs
de Lek, en vluchtten via Apeldoorn over de grens. De Hessische
troepen waren al eerder vertrokken. Op 16 januari capituleerde
Utrecht, nadat de Oude Hollandse Waterlinie succesvol was omzeild
door de Franse troepen. De prins wilde alleen een nieuwe
aanvalspoging doen als de dooi zou invallen, maar in zijn eentje
had hij geen schijn van kans. Hij schreef op zondag 18 januari
1795 een afscheidsbrief aan de Staten-Generaal, gaf het bevel over
aan Willem Anne de Constant Rebecque en vluchtte diezelfde dag
naar Engeland. In Scheveningen lag de pink 'Johanna Hoogenraadde'
van rederij Michel de Heijer klaar om hem mee te nemen. Over de
Scheveningseweg reden achttien rijtuigen met porselein,
schilderijen, zilver, kunstvoorwerpen en kisten met goud naar het
strand, om ingescheept te worden in vissersboten. De stadhouder,
met twee zwarte bedienden -Sideron en Cupido- in zijn
gevolg, was in ballingschap.
|
Kew
Palace
Hampton
Court Palace
|
De periode na 1795
De gevluchte stadhouder
nam eerst voor enkele weken zijn intrek in Kew Palace (ook wel
Dutch House genoemd). Vrijwel zijn eerste actie was de
uitvaardiging van de brieven van Kew (7 februari 1795). Volgens
sommigen gebeurde dat op advies van de Britse premier William
Pitt. Alle Hollandse koloniale bezittingen werden nu onder Britse
bescherming gesteld. Hij beval de bestuurders zich over te geven
aan de Britten, waarna Britse militaire bezetting volgde. Dit
leidde uiteraard tot grote woede van zijn tegenstanders in de
Bataafse Republiek. Nadat Willem V deze brieven had uitgevaardigd
namen de Fransen de privébezittingen van Willem in beslag.
Zijn collectie dieren, waaronder de twee olifanten Hans en Parkie
en enkele giraffen, werd afgevoerd naar Frankrijk.
Willem V
verhuisde naar Hampton Court Palace. Toen hij samen met zijn zoon,
de erfprins, in augustus 1799 een proclamatie uitvaardigde waarin
de Nederlanders werden opgewekt steun te geven aan de
Engels-Russische landing leidde dit tot grote verontwaardiging in
de Bataafse Republiek. De militaire inval mislukte. Na 1801 trok
Willem Batavus zich terug op zijn Duitse buitenplaats Oranienstein
bij Dietz. In december van dat jaar schreef Willem V de brieven
van Oranienstein, waarin hij de Bataafse Republiek als wettig
erkende. Hiermee deed hij afstand van al zijn rechten als
erfstadhouder en voldeed de stadhouder aan de door Napoleon
Bonaparte gestelde voorwaarden voor het verkrijgen van een
schadeloosstelling, in 1797 vastgelegd bij de Vrede van Campo
Formio. De erfprins Willem Frederik aanvaardde van Napoleon de
soevereiniteit over Fulda en Corvey (het vorstendom
Nassau-Oranje-Fulda) als schadeloosstelling voor de in 1795
toegepaste verbeurdverklaringen in de Nederlanden. In april
1806, tijdens het jaarlijkse bezoek aan zijn dochter Louise,
overleed Willem V op 58-jarige leeftijd in Brunswijk en werd daar
begraven.
|
slot Oranienstein bij Dietz
|